Bordie.nl
Offline
Berichten: 109
Bordie.nl Team
|
|
« Gepost op: 29 November, 2004, 21:01:41 » |
|
De ontwikkeling
‘Geen individu is zichzelf genoeg; de individuele mens kan slechts in een omgevingsveld bestaan. Het individu is onvermijdelijk, op elk moment een deel van een of ander veld. Zijn gedrag is een functie van het totale veld, dat zowel hem als zijn hele omgeving omsluit. Het gedrag van de mens wordt bepaald door de relatie tussen hem en zijn omgeving. (Perls, 1976)
Over het algemeen kun je stellen dat de nood van de borderliner zijn oorsprong vindt in de vroege jeugd, de leeftijd van 2 tot 3 jaar. De amerikaan Yontef denkt zelfs nog eerder. Ik heb een zoon van die leeftijd dus ik weet uit eigen ervaring hoe belangrijk die periode is. Het is de fase waarin het ‘ik’ zich begint te ontwikkelen. Aan de ene kant begint het kind te beseffen dat het geen symbiotische eenheid meer vormt met zijn moeder/vader, een zeer kwetsbaar gevoel. Dit vraagt een grote behoefte aan veiligheid. Aan de andere kant trekt de buitenwereld ook, vraagt er om om ontdekt te worden. Die spanning tussen confluentie en separatie, die het kind eigenlijk beide tegelijk wil ervaren, vraagt om een goede begeleiding.
Je moet als ouder dus veiligheid bieden, het kind zal je steeds in het oog houden op momenten dat het zich bij je vandaan beweegt. Het heeft namelijk nog geen object-constantie. Dit houdt in dat voor het kind de ouder slechts bestaat als zij/hij gezien wordt. Uit het zicht betekend dan ook ‘geen relatie hebben tot’. Separatie is dan als definitieve verlating. Een ander kenmerk van het niet hebben van object-constantie is dat het kind nog niet begrijpt dat de ouder soms dingen doet die het kind leuk vindt, en soms dingen die het niet leuk vindt. Het kind en de ouders maken ‘fouten’, maar het kind ervaart en leert op den duur als het goed is dat de liefde van de ouders aanwezig blijft.
“The picture of the good parent (and the good child) is kept constant even though at the moment the air may be filled with anger†(Yontef, 1993).
Het kind leert beseffen een losstaand organisme te zijn, een individu met eigen wensen. Die worden dan ook met veel emoties geuit, en aangezien het kind ook voor het eerst kennis maakt met grenzen kan hier een flinke machtsstrijd ontstaan. Ouders spreken dan ook wel van de ‘peuterpubertijd’.
Wat het kind dus te leren heeft is:
'A sense of individuality, the ability to see self and others as integrated wholes, and the achievement of the beginnings of object constancy at age three or four.' (Elinor Greenberg, The Gestalt Journal Vol. XII, No. 2)
Wat nodig is is liefde en tolerantie van de ouders om het kind zichzelf te laten ontdekken en differentiëren binnen veilige grenzen. Dat gevoel van liefde is er als het goed is al vanaf de geboorte van het kind, zodat zich basisvertrouwen heeft kunnen ontwikkelen. In de periode van 2 tot 3 jaar moet het kind zijn/haar autonomie leren ontdekken met behoud van het gevoel er te mogen zijn. Het gebied dat ligt tussen de polen verbondenheid en eigenheid. Ervaren hoe het is om aan de ene kant een autonoom persoon te zijn en gelijktijdig als vanzelfsprekend bij de ouders te horen.
Elinor Greenberg beschrijft 3 vormen waarin het mis kan gaan tijdens deze periode:
(1) Het kind wordt gescheiden van zijn/haar moeder/vader voor de leeftijd van 3 jaar. (2) De moeder/vader is koud en ongeinteresseerd (3) De moeder/vader weigert het kind toe te staan een eigen ik te ontwikkelen door het bij zich te houden en/of teveel te beschermen. De ouders hebben teveel angst voor differentiatie.
In het eerste geval zal vooral de angst voor verlating en afwijzing op de voorgrond treden, in het tweede geval is er een grote angst voor ontkenning, niet gezien worden. In het derde geval onstaat vaak de angst ‘verstikt’ te worden.
In verschillende boeken lees ik dat er nog een vierde groep is, die van de jeugdige slachtoffers van (seksueel) geweld. Het schijnt dat 80% van de borderliners hiermee te maken heeft gehad. Deze groep zal de wereld, het omgevingsveld, over het algemeen als zeer bedreigend ervaren.
Het is overigens nog van belang te weten dat het gaat om subjectieve angsten, het wordt niet van belang geacht of de separatie- of verstikkingsangst reëel of gefantaseerd is. Het gaat erom hoe het kind het beleefd heeft.
The essence of the Borderline’s problem is that in order to survive a pathological home situation, the Borderline adapted by repressing the development of his or her true self, becoming whatever was necessary in order to survive childhood. Identity was sacrified to survival in the hope of love. Love and closeness then became associated with the dangers of loss of self through either engulfment or abandonment. (Elinor Greenberg, The Gestalt Journal Vol.XII, no. 2)
Over het algemeen kun je dus stellen dat er sprake is van een traumatische gebeurtenis die plaatsvond voor het ‘ik’ zich goed kon ontwikkelen. Iemand die belangrijk was voor het kind, meestal de moeder, was er niet of maakte geen contact, of het contact was zo overweldigend dat er geen eigen ruimte voor het kind ontstond om zich te differentieren. Het is voor jonge kinderen zeer belangrijk dat zij voelen dat hun ouders van ze houden. Als ze dat niet ervaren zullen ze alles doen om die realiteit niet onder ogen te hoeven komen.
|